Een huishouden heeft gemiddeld zo’n 20.000 spullen. Een groot deel daarvan wordt niet gebruikt. Als ik een rondje door mijn huis loop, zie ik elke keer weer mogelijkheden om dat gemiddelde naar beneden te brengen. Ik koop (bijna) alleen wat ik echt nodig heb, maar nog steeds zie ik items die liggen te verstoffen. Lege notitieboekjes, pannen, tennisrackets, een sapcentrifuge en een blender, servies, of kleding die ik niet meer draag. Boeken waar de kinderen te oud voor zijn. Beddengoed in de verkeerde maat, of laarzen die niet lekker zitten. Vaak mooie spullen, van goede kwaliteit, die een tweede leven verdienen.
In Berlijn hebben ze daar iets op gevonden. Het stadsbestuur opende een warenhuis met tweedehands spullen. Een overzichtelijke winkel met verschillende verdiepingen en zorgvuldig geselecteerde items. Het warenhuis wil iedereen een echte ‘shopping experience’ bieden. Een dagje uit. En zo tweedehands de nieuwe norm maken. De bezoekers hebben verschillende motieven om er iets te kopen. Sommigen hebben minder te besteden, anderen willen verspilling tegengaan, of zijn op zoek naar iets unieks voor een goede prijs.
Berlijn is niet de eerste stad, die hoog inzet op tweedehands. Sinds 2015 is er in Zweden een volledige shopping mall met tweedehands spullen, waar ook IKEA een winkel heeft. En dat verbaast me niets, want Zweden loopt op het gebied van duurzaamheid altijd ver voor de troepen uit. Zweedse jongeren durven het elkaar niet eens meer te vertellen als ze iets nieuws hebben gekocht. Dat wordt sociaal niet meer geaccepteerd.