Gaan leefbaarheid en het grote geld nog samen in de stad?

Doordat de huizenprijzen in grote steden maar blijven stijgen, is het huren of kopen van een woning slechts voor de grootverdieners weggelegd. Studenten, starters, maar ook tweeverdieners met een modaal inkomen kunnen een huis in de stad niet meer betalen en dat heeft grote gevolgen voor de leefbaarheid. Het probleem is, zoals zoveel problemen, met geld op te lossen, maar de vraag is: wie wil hierin investeren?

Voor mensen met een modaal inkomen is het bijna onmogelijk om een huis te vinden in de buurt van hun werk. Woningcorporaties hebben lange wachtlijsten en betaalbare huurwoningen in de vrije sector zijn schaars. Datzelfde geldt voor betaalbare koopwoningen. In juli 2018 waren er in de 25 grote steden slechts 6.000 woningen te koop met een maximale vraagprijs van 230.000 euro. Je moet daar (samen) wel 52.000 euro voor verdienen. Voor alleenstaanden met een modaal salaris was de keuze nog kleiner. Er waren slechts 1.400 woningen beschikbaar.

Sommige vastgoedontwikkelaars spelen slim in op deze situatie en creëren een win-win situatie. Zij ontwikkelen micro-appartementen van zo’n 30m2, die super efficiënt zijn ingericht en door het lage aantal vierkante meters ook nog betaalbaar. Starters en alleenstaanden maken er graag gebruik van. Het is voor hen vaak de enige manier om in de stad te wonen. Ook adult-dorms, een trend die komt overwaaien uit de VS, zijn in opkomst. Dit zijn een soort luxe studentenhuizen voor volwassenen. De bewoners hebben allemaal een eigen kamer en badkamer, maar delen de andere voorzieningen. Het is misschien niet ideaal, maar wel een oplossing voor een probleem.

Voor mensen die samenwonen, of een gezin hebben, zijn dit geen oplossingen. Vooral mensen met een lokaal maatschappelijke functie, zoals leraren, komen in de knel. Voor hun werk moeten ze in de stad wonen, maar het lukt ze niet om woonruimte te vinden. Voor de sociale huur verdienen ze te veel en voor een ‘normale’ woning te weinig. Toch zijn dat juist de mensen die je graag in de stad wilt of eigenlijk moet houden.

In Amsterdam is het effect in het basisonderwijs al zichtbaar. Er is een groot

tekort aan docenten en dat aantal zal alleen maar oplopen. Ook in Rotterdam verwachten ze dat het lerarentekort explosief groeit. Vooral ervaren docenten kiezen voor een baan in steden en dorpen buiten de Randstad, waar ze hetzelfde verdienen en in de buurt van hun werk kunnen wonen. Je kunt ze geen ongelijk geven, maar wat is het effect op de Amsterdamse en Rotterdamse jeugd? Gaan kinderen straks drie dagen naar school, of staan er ongeschoolde mensen voor de klas? En hoe zit het in de zorg? Of bij de brandweer, of de politie?

Gemeenten zitten nu al met de handen in het haar over het lerarentekort. Ze lokken startende docenten met micro-appartementen, of met woonruimtebemiddeling. Voor mensen die meer ruimte nodig hebben, is veel meer geld nodig dan er in de gemeentelijke budgetten beschikbaar is. Geld dat vastgoedinvesteerders wel hebben, maar niet willen investeren in sociale projecten met een laag financieel rendement.

Dan is er nog maar één groep over, waartoe we ons kunnen wenden en dat zijn de duurzame investeerders. Kunnen zij met gemeenten de handen ineenslaan en samen investeren in woonruimte voor mensen met een maatschappelijke functie. Met een betaalbare huur, zullen zij nog steeds een verantwoord rendement maken, maar vooral ook bijdragen aan een gezonde dynamiek in grote steden. En natuurlijk aan de toekomst van een nieuwe generatie, want is dat niet waar duurzaamheid eigenlijk om draait?

*****
Asceline Groot is ondernemer bij hetkanWEL, schrijfster van ‘Het Nieuwe Groen’ en PhD kandidaat aan de Radboud Universiteit Nijmegen. In haar columns schrijft zij over (start-up) sociale ondernemingen en trends en ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid.